In het algemeen plan van aanleg van de gemeente Lochristi, definitief aanvaard door de gemeenteraad in zitting van 17 augustus 1993 en goedgekeurd door de gemeenschapsminister op 30 juni 1994, zijn stedenbouwkundige voorschriften opgenomen betreffende het aanleggen van parkeerplaatsen.
Die stedenbouwkundige voorschriften bepalen in welke zones (privé-)parkeerplaatsen dienen voorzien te worden, evenals welke normen daarbij dienen gehanteerd te worden.
Het college kan in bepaalde gevallen ontheffing verlenen van die verplichting parkeerplaatsen aan te leggen.
Door het ontbreken van dergelijke privé-parkeerplaatsen worden de openbare parkeerplaatsen extra belast en wordt de gemeente, met het oog op een vlot en veilig verkeer, genoodzaakt bijkomende openbare parkeerplaatsen aan te leggen, wat een aanzienlijke uitgave betekent voor het gemeentebudget.
Het is daarom billijk een gemeentebelasting aan te nemen, die verschuldigd is door de aanvragers die ontheffing hebben verkregen van de verplichting parkeerplaatsen aan te leggen.
Die belasting moet ook verschuldigd zijn door de personen die geen ontheffing hebben bekomen, maar die verzuimen de voorgeschreven parkeerplaatsen aan te leggen of die een of meer parkeerplaatsen doen verdwijnen of er een andere bestemming aan geven waardoor niet meer voldaan wordt aan de voorschriften van het algemeen plan van aanleg.
Decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen;
Decreet lokaal bestuur van 22 december 2017;
Ministeriële omzendbrief KB/ABB 2019/2 d.d. 15 februari 2019 betreffende de gemeentefiscaliteit.
Enig artikel De gemeenteraad stelt het belastingreglement op het ontbreken van parkeerplaatsen vast als volgt:
Belasting op het ontbreken van parkeerplaatsen
Artikel 1 Met ingang van 1 januari 2025, en voor een periode van een jaar, eindigend op 31 december 2025 wordt een gemeentebelasting gevestigd op het ontbreken van de nodige parkeerplaatsen bij het optrekken van nieuwe gebouwen. De belasting is eveneens verschuldigd bij het uitvoeren van verbouwingswerken, voor zover deze een bestemmingswijziging en/of nieuwe woongelegenheden (of bedrijfsruimten) met zich meebrengen, evenals bij het wijzigen van de bestemming van de bestaande parkeerplaats(en).
Artikel 2 § 1. De belasting wordt gevestigd in hoofde van de houder van een na de inwerkingtreding van onderhavig reglement afgegeven omgevingsvergunning aan wie, volgens de bepalingen betreffende de parkeerplaatsen in het algemeen plan van aanleg, door het college van burgemeester en schepenen ontheffing werd verleend de in het algemeen plan van aanleg voorgeschreven parkeerplaatsen aan te leggen.
§ 2. De belasting is eveneens verschuldigd door de eigenaar die een of meer parkeerplaatsen niet heeft aangelegd, doet verdwijnen of er een andere bestemming aan geeft, waardoor niet meer voldaan wordt aan de desbetreffende voorschriften van het algemeen plan van aanleg.
Artikel 3 De belasting is verschuldigd:
- ofwel, in het geval vermeld in artikel 2 § 1, vanaf de afgifte van de omgevingsvergunning;
- ofwel, in de gevallen vermeld in artikel 2 § 2, na mededeling door de eigenaar, die hiertoe verplicht is binnen de maand na de bestemmingswijziging of verdwijning, of na vaststelling door een door het gemeentebestuur daartoe aangestelde ambtenaar door middel van een proces-verbaal van de belastbare toestand of feiten.
Artikel 4 De belasting wordt vastgesteld op 10.000 euro per ontbrekende of niet behouden parkeerplaats.
Artikel 5 De belasting wordt vastgesteld volgens de regelen bepaald in de verordening die van kracht is op het ogenblik van de afgifte van de omgevingsvergunning.
Artikel 6 De belasting wordt contant geïnd. Bij gebrek aan contante inning wordt de belasting ingevorderd door middel van een kohier. De kohieren worden vastgesteld en uitvoerbaar verklaard door het college van burgemeester en schepenen. De kohierbelasting moet worden betaald binnen de twee maanden vanaf de datum van verzending van het aanslagbiljet.
Artikel 7 Degenen die menen onrechtmatig of te hoog te zijn belast, kunnen een bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en schepenen, dit binnen drie maanden te rekenen vanaf de datum van de contante inning, of in geval van inkohiering, te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de datum van de verzending van het aanslagbiljet of van de kennisgeving van de aanslag.
Het bezwaar moet schriftelijk gebeuren, het dient ondertekend en gemotiveerd te zijn door de belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger en het vermeldt in voorkomend geval of betrokkene wenst uitgenodigd te worden voor een hoorzitting. Het wordt overhandigd of per post verzonden. In beide gevallen zal een ontvangstbewijs afgeleverd worden.
Artikel 8 Bij het vervallen van de omgevingsvergunning, ingevolge de niet-uitvoering van de werken, of bij de vernietiging van de omgevingsvergunning door de hogere overheid, wordt de reeds betaalde belasting terugbetaald aan betrokkene.
Artikel 9 Deze beslissing wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 286 van het decreet over het lokaal bestuur van 22 december 2017, zoals gewijzigd, en voor kennisname bezorgd aan de toezichthoudende overheid.